written by Ben Blom
(website & Instagram)
for the EverAfterPrint writing competition January, 2022
‘He’s a magician, thought Arthur, and yet she has him under her spell!’
Kevin Crossley-Holland, uit: Arthur: The Always King
***
Nog altijd vraag ik me af waarom ik toen, op die zekere woensdagmiddag, precies op dat moment, die winkel ben binnengelopen. Ik had er niets te zoeken. Niet echt tenminste. Ik kende de stad niet, de straat niet, dus de winkel evenmin. Daarbij had ik de dag eigenlijk aan m’n studie moeten besteden. Maar na weken vol mist, grijze luchten en kille windvlagen, scheen de zon eindelijk weer. Ik had het aankomende weekend nog niets gepland en voor ik er erg in had, zat ik al in de trein naar geen idee waar. Ik zou wel zien waar ik uit zou stappen.
Achteraf gezien weet ik niet eens of het anders had kunnen verlopen. Of ik voor hetzelfde geld thuis was gebleven, of ik er ook voor had kunnen kiezen om wel de studieboeken in te duiken, of ik ook zomaar een trein in een andere richting had kunnen nemen, op een ander station had kunnen uitstappen. Of was ik hoe dan ook bij jou terechtgekomen?
Ik geloof niet in het lot, daar zijn wij mensen veel te onbeduidend voor. Waarom zou een of andere god of het universum of wat dan ook zich met mij bezighouden? Volgens mij heeft diegene wel wat zinvollers te doen. Want wat zou het nut geweest zijn? Het verhaal van jou en mij leidde niet tot de verovering van een stad, tot de val van een rijk. Ons verhaal kent geen moraal. Of ik zie ‘m niet, dat kan natuurlijk ook.
Nee, in dat opzicht was onze ontmoeting niet voorbestemd. Maar misschien had jij me wel bewust – of zelfs onbewust – aangetrokken. Stond jouw magneet op mij afgesteld en leidde hij mij onophoudelijk naar jou toe.
***
Hoe dan ook, ik nam die trein, stapte uit op dat station en slenterde door de straten. In een van de zijstraten, weg van de bekende winkelketens, bleef ik staan voor de etalage van een kinderwinkel. Het was een vrolijke chaos van boeken, houten speelgoed, kleding, knuffels en knutselspullen. Hoewel mijn nichtje pas over een paar maanden jarig was, besloot ik om naar binnen te stappen. Wie weet vond ik alvast een leuk cadeau, ik was er nu toch.
Binnen was het groter dan de gevel deed vermoeden. Vermoedelijk bestond het pand oorspronkelijk uit een winkelruimte en een achterhuis. Op ingenieuze manier waren er enkele muren doorbroken, waardoor het nu aanvoelde als een doolhof, dat speciaal voor kinderen was aangelegd.
Ik struinde langs houten kastelen, garages, boerderijen, langs stoffen poppen, handgemaakte verkleedspullen. Hier was geen ruimte voor actiepoppen en plastic tekenfilmprinsessen. Hier was het speelgoed niet enkel in een bad van knalblauwe of -roze verf gedoopt. Door de geur alleen al verwachtte ik eigenlijk na iedere hoek Geppetto te zien zitten in een kamer vol unieke, levensechte poppen, de vloer bezaaid met houtkrullen.
Op dat moment drong voor het eerst het geluid van kinderstemmen tot me door. Hoewel dat me niet had moeten verbazen, vond ik het een vreemde gewaarwording. Natuurlijk keek ik er niet raar vanop wanneer kinderen met een ouder of grootouder op een vrije middag deze winkel zouden bezoeken. Toch kon ik de klanken maar moeilijk plaatsen. Nieuwsgierig volgde ik het geluidsspoor door het labyrint, tot alles ineens op z’n plek viel. Er was een voorstelling bezig. Tafels met speelgoed waren opzijgeschoven, zodat er voldoende ruimte was ontstaan voor drie rijen banken, die uit een oude gymzaal afkomstig hadden kunnen zijn. Een enkele vader of moeder had bij de kinderen plaatsgenomen, maar de meesten hadden aan een staanplaats genoeg.
Vanaf waar ik stond, had ik zicht op de kindersnoetjes. Met rode wangen en grote ogen keken ze naar de voorstelling, die zich voor hun neus voltrok. Een enkeling hield van spanning de hand van papa of mama vast. Twee kinderen zaten op schoot. Ook de volwassenen leken zich uitstekend te vermaken en niet alleen omdat het kleine publiek zo ademloos aan het genieten was. Vreemd genoeg had ik eerst oog voor de toeschouwers, keek ik gefascineerd naar het effect wat het optreden op hen had. Deze locatie nodigde niet uit om in de magie van theater te geloven. Toch week de sfeer daar niet vanaf.
Toen pas keek ik naar degene, die alle aandacht op zich wist te vestigen. Voor mij stond een goochelaar. Zwarte hoge hoed, zwart kostuum, zwarte halflange cape en een zwart toverstokje met een wit uiteinde. Van boven tot onder een cliché. Misschien maakte dat hem zo bijzonder. Het maakte namelijk niet uit wat voor kleding hij droeg. Al had hij er in een spijkerbroek en een T-shirt gestaan, dan nog had hij zijn publiek weten te bespelen. Misschien zag ik door dat voorspelbare uiterlijk juist hoe knap het was dat hij de kinderen en hun ouders, dat hij mij wist te betoveren. Bij ieder ander in zo’n afgrijselijk kostuum was ik gelijk omgedraaid en weggelopen. Maar door hem – door jou – was ik een zoutpilaar veranderd.
Je verdwijn- en verschijntrucjes waren net zo clichématig als je uiterlijk, dus daar had het ook niets mee te maken. Het was moeilijk om m’n vinger erop te leggen waardoor je zo’n succes had. Je leek geconcentreerd, nam jezelf en je publiek serieus, was tegelijkertijd totaal op je gemak. Je stond daar alsof het je geen enkele moeite kostte, alsof je totaal geen podiumvrees had. Je was te jong om een ervaren artiest te zijn, maar je was het wel. Je liet de kinderen lachen, maakte af en toe bewust foutjes om vervolgens een truc uit te voeren, die voor het jonge publiek onverklaarbaar was.
Mensen die niet in liefde op het eerste gezicht geloven, hebben het simpelweg nog nooit meegemaakt. Ik weet niet of het me ooit weer een keer zal overkomen, maar toen, daar, op dat moment, gebeurde het. Of ik erin geloofde of niet. Of ik het wilde of niet. En toen had je me nog niet eens aangekeken.
Onze blikken kruisten elkaar, maar je blik bleef niet lang bij me hangen. Je zorgde ervoor dat iedereen in de provisorische theaterzaal evenveel aandacht kreeg. Vanaf dat moment bleef ik je kastanjebruine ogen echter volgen. Net zolang totdat het optreden was afgelopen en het applaus van de kinderen en hun ouders me opnieuw in het hier en nu deden belanden.
Sommige kinderen gingen met je op de foto, enkele ouders wilden je persoonlijk bedanken, maar al snel stroomde iedereen weg, als water in een badkuip wanneer de stop er wordt uitgetrokken. Het leven van alledag ging verder.
Ook ik wendde me van het speelvlak af, dat nu weer getransformeerd was in een gewone leeg plek in de winkel, en liep naar twee grote kasten met kinderboeken.
‘Wat vond je ervan?’
Het duurde een paar seconden eer ik begreep dat die vraag tot mij gericht was. En weer enkele seconden later realiseerde ik me pas dat jij degene was die de vraag had gesteld.
Verward draaide ik me om naar jouw richting en hakkelde: ‘Oh, sorry, ik… Leuk, het was erg leuk.’
Ik hoorde zelf hoe vreselijk dat klonk. ‘Leuk’ zei niets. ‘Leuk’ kon je overal wel op antwoorden. Als iemand een vakantiefoto laat zien, als mijn moeder vertwijfeld uit een pashokje stapt, als een vriend of vriendin vraagt wat ik van mijn studie vind. ‘Leuk’, drong het tot me door, was alles behalve het goede antwoord. ‘Leuk’ betekende zelden ‘leuk’, maar meestal juist het tegenovergestelde.
‘Ik bedoel, het was echt leuk. Knap. Magisch…’
Het werd er niet beter op. ‘Magisch’ in combinatie met ‘goochelen’ was al net zo’n cliché als de outfit, die je droeg. Dat is hetzelfde als een sprookje met ‘sprookjesachtig’ beschrijven. Nietszeggend.
Je grijnsde. Dat was tenminste iets.
‘Geen paniek. Dat is nu eenmaal het risico wanneer je naar een compliment loopt te vissen.’
‘Treed je hier vaak op?’
‘Sinds dit schooljaar standaard een keer in de maand, op de woensdagmiddag. Maar ook af en toe in het weekend, op zondag, of bij een andere zaak. Zocht je iets speciaals?’
‘Ja, nee… Ik liep hier toevallig langs. Over een tijdje is mijn nichtje jarig, dus…’
‘Neem haar eens keer mee. Op de woensdagmiddag, bedoel ik.’
‘Dat wordt lastig. Ze woont hier niet. Ik ook niet trouwens. Ik ben een middag van m’n studieboeken weggevlucht.’
‘Wat voor studie volg je?’
Ik gaf antwoord en probeerde een einde te breien aan het gesprek. Vertelde dat ik maar weer eens verder ging, dat ik trek begon te krijgen en ergens wat ging lunchen.
‘Kun je het nog tien minuten volhouden? Ik weet een heel leuk tentje hier in de buurt.’
Zelfs door deze conversatie wist hij zich moeiteloos een weg te banen. Aan de ene kant klonk het allemaal iets te perfect; onverwachts met een wildvreemde in gesprek raken en uitgenodigd worden om samen wat te gaan eten. Ik leek wel in een romantische komedie te zijn beland. Ik kon me nog net inhouden om niet om me heen te gaan kijken, op zoek naar camera’s. Maar aan de andere kant voelde het niet alsof jij hier doelbewust naartoe had gewerkt, alsof jij hier vanaf het begin op uit was geweest. Jouw voorstel was spontaan bij je naar boven gekomen. Je had geen vooropzet plan. Ik had nooit ‘ja’ gezegd als ik er niet van overtuigd was geweest, dat ik niet met een of andere psychopaat in aanraking was gekomen. Maar goed, dat dachten mensen die met een psychopaat in zee waren gegaan waarschijnlijk ook.
***
We verlieten als laatste de lunchroom. Toen we op de stoep stonden, werd de deur achter ons dichtgedaan. De eigenaar draaide het bordje om naar ‘gesloten’. Een stil verwijt.
Er waren geen ongemakkelijke stiltes gevallen. Achter elkaar hadden we gepraat over muziek, films, boeken, familie, over onze studies. We besloten ons gesprek de komende week te vervolgen. Die studieboeken moesten zichzelf nog maar een dag extra zien te vermaken.
***
Ik genoot ervan om je mijn buurt te laten zien, waardoor ik er zelf op een andere manier naar ging kijken. Alles was hetzelfde en alles was nieuw.
’s Middags begon het onophoudelijk te miezeren. De paar cafés en restaurants in dit gedeelte van de wijk waren als bij toverslag volgeladen met voornamelijk studenten. Daarom besloot ik je uit te nodigen bij mij op m’n kamer. Ik was niet voorbereid op gasten en kon me niet meer herinneren of ik het een beetje netjes had achtergelaten.
Het voelde vreemd om je bij mij thuis rond te zien lopen, maar je bewoog je er alsof je er al hoorde. Mijn kamer paste je als een lievelingsjas. Gek genoeg leek de ruimte er vanaf jouw komst minder vertrouwd uit te zien. Toen je naar de wc ging, keek ik de kamer rond alsof ik hem voor het eerst zag. Ik zag gebreken, die ik nog nooit eerder had gezien. Een laag stof op een bijzettafeltje, dat ik blijkbaar vergeten was schoon te maken. De kleur van de bank die in deze mix van het natuurlijke grijze-grauwe-daglicht en het kunstlicht in huis opeens niet zo goed meer leek te passen bij de kleur van de sierkussens. Alles was hetzelfde en alles was vreemd.
Jij leek echter nergens wat van te merken. Sterker nog, je plofte, nadat je in de keuken je handen had gewassen, op de bank neer en nestelde je in de hoek. ‘Gezellig, lekker knus,’ was je conclusie. Je woorden klonken als een diepe zucht van genot, zo eentje die je slaakt op een kille winterdag nadat je een eerste slok van een grote kop warme chocolademelk hebt genomen. Nou ja, in het ideale geval dan. Ik verbrand altijd eerst m’n tong.
Een golf van puur, intens geluk drong via mijn tenen mijn lijf binnen en vulde me tot aan mijn kruin. Als je tegen me aan had gestoten, was er ongetwijfeld een scheut over de rand geklotst. Het liefst was ik bij je in je zachte sweater gekropen, had ik de ijsklompen aan mijn benen in die blije sokken van je, bij jouw voeten gewrongen en waren we voor altijd zo blijven zitten. Dat gevoel bleef sinds die dag bij me. We leefden onze eigen levens, zoals we altijd hadden gedaan. Jij studeerde, verdiende wat bij als goochelaar, ik studeerde en gaf soms bijlessen aan scholieren, maar de avonden en de grootste delen van de weekenden waren we samen. Binnen een paar weken was je meer hier dan op je eigen kamer. Alles was hetzelfde en alles was nog mooier.
We waren gelukkig samen, zielsgelukkig. Daar heb ik nooit een seconde aan getwijfeld. Ik kan je alleen niet vertellen wanneer de geluksgolf begon te breken en terug ging stromen. Er was geen specifiek moment, geen ruzie of heftig incident. Het gebeurde gewoon, heel geleidelijk. Ik had het pas door toen de golf van mijn kruin tot mijn heupen was gedaald. Op die hoogte leek het geluk bij vlagen soms zelfs sterker dan ooit. Een laatste stuiptrekking. Het bed deelden we nog altijd hartstochtelijk, maar mijn hoofd was er niet meer bij. Alles was hetzelfde en alles was verkeerd.
Jij had het ook door. Wat dat betreft waren we nog steeds een. En op een dag besloten we dat we beter even een adempauze in konden lassen, terwijl we allebei wel wisten wat de uitkomst zou zijn.
***
Nog altijd vraag ik me af waarom ik vandaag – we hebben elkaar een paar maanden niet gezien en elkaar nauwelijks gesproken, op wat appverkeer na dan – waarom ik juist vandaag terugkeer naar de winkel waar het allemaal begonnen is. Misschien alleen om zeker te weten, dat ons verhaal daadwerkelijk afgelopen is. Of misschien omdat ik stiekem hoop, dat liefde op het vierenveertigste gezicht ook zal bestaan.
Hoe dan ook, ik neem opnieuw de trein, stap uit op het station en ontdek in de kinderwinkel dat Geppetto wederom een snipperdag heeft opgenomen. Ditmaal struin ik niet doelloos door het doolhof van kamers, maar volg ik de draad, die ik de vorige keer uitgerold heb.
Ik observeer je publiek aandachtig, alsof zij de voorstelling zijn en niet jij. Het zijn andere kinderen en ouders dan toen, maar verder inwisselbaar. Ze kijken naar de goochelact, zoals je weleens doelloos naar een beeldscherm zit te staren. Een meisje hangt slaperig tegen haar moeder aan. Een jongen trilt met zijn been, zet zich met zijn handen af en toe af op het zitvlak van zijn stoel, waardoor zijn billen steeds even de lucht in zweven, alsof hij ieder moment weg kan lopen. Enkele ouders kijken betoverd naar de schermpjes van hun telefoons. Sommige kinderen zitten zacht met elkaar te kletsen, een enkeling huilt.
Ik wend mijn blik naar jou, zie hoe je naadloos de ene na de andere truc uitvoert. Brede gebaren, een grote grijnslach op je gezicht, zweetdruppeltjes op je voorhoofd, die je hoofd laten glanzen als een kerstbal. Als een Duracellkonijn dat uit een hoge hoed tevoorschijn is getoverd, beweeg je je op het speelvlak en houd je je publiek in het oog. Je werkt geroutineerd je programma af. Een exacte kopie van de vorige keer dat ik je uitvoering zag. Alles is hetzelfde en alles is anders.
Ik besluit niet te wachten tot het eind. Vermijd liever een ongemakkelijke dialoog. Wil niet tegen je zeggen dat ik het “leuk” vond in de figuurlijke zin van het woord. Voorkom de houterige knuffel en de kus op je wang ter afscheid. Ik weet al hoe het afloopt. De betovering is verbroken. Ik draai me om en volg de gerafelde draad terug naar de uitgang.